

Sinds de coronapandemie is thuiswerken net zoals in Nederland in Duitsland niet meer weg te denken uit de arbeidspraktijk. Voor veel werknemers is het zelfs een doorslaggevende factor bij de keuze van een werkgever. Flexibele werkmodellen verschaffen organisaties een concurrentievoordeel. Toch brengt de vrijheid van het homeoffice ook arbeidsrechtelijke uitdagingen met zich mee. HR-managers, juristen en leidinggevenden worden in Duitsland geconfronteerd met vragen over verplichtingen, controle en het recht om terug te keren naar kantoor.
Werknemers blijven ook vanuit huis gebonden aan hun arbeidsovereenkomst. Tekortschietende prestaties of schendingen van werktijdregels zijn geen uitzondering. In ernstige gevallen kan dit leiden tot een (zelfs onmiddellijke) beëindiging van het dienstverband – ook als het om een eenmalig incident gaat.
Een ander knelpunt ontstaat wanneer werkgevers het thuiswerken willen beëindigen of beperken. De juridische speelruimte hangt sterk af van de gemaakte afspraken:
Daarnaast kan een terugkeer naar kantoor worden gezien als een wijziging van de standplaats (verschuiving van werkplek), waarvoor de ondernemingsraad instemmingsrecht heeft.
Een werkgever had zijn medewerkers in de pandemie structureel thuis laten werken zonder bijzonder schriftelijke regeling. Na de crisis wilde hij voltijds terug naar kantoor. Verschillende medewerkers weigerden. De rechter oordeelde dat de werkgever de terugkeer mocht eisen, maar dat hij de belangen van werknemers – zoals zorgtaken of woon-werkafstand – zorgvuldig moest afwegen.
Voor een duurzaam homeoffice-model zijn heldere afspraken cruciaal. Dit betreft onder meer:
Een zorgvuldige documentatie van prestatieproblemen is noodzakelijk. Alleen zo kan een werkgever in geval van arbeidsconflicten aantonen dat maatregelen (zoals waarschuwingen of ontslag) gerechtvaardigd zijn. Bij vermoedens van fraude, bijvoorbeeld bij werktijdregistratie, geldt dat snel én privacy-conform moet worden gehandeld. Ongeoorloofde permanente monitoring is niet toegestaan.